Werkstukken
internet

HET INTERNET

 

*Inleiding

*Geschiedenis

*Wat heb je nodig

*Verbinding maken                           

*Hoe werkt internet                                

*E-mail

*Contact met de hele wereld

*Zoekprogramma’s

*De school van de toekomst

*Weetjes

*Slot


  INLEIDING  

Ik doe mijn spreekbeurt over het internetIk heb dit onderwerp gekozen,omdat ik er nog niet zo veel over wist en ik wou er graag meer over weten.  

De dingen die ik heb gebruikt zijn:

-1 cd-rom

-1 internetsite

-4 (bibliotheek-) boeken:

-     N211 Internet Informatie: Else van Erkel, Educatieve Partners Nederland, 1998 (bieb)

-     Op Internet: Else van Erkel, Wolters Noordhof, 1998 (bieb)

-     20ste eeuwse uitvindingen: Het internet: Robbert Snedden, Nederlands Taalgebied Ars Scribendi BV, Harmelen NL, 2001 (bieb)

-     Zo werkt internet, Praktijkboek internet: E. Koenen, Sybex Uitgeverij BV Soest, 1996

-     1 tijdschrift

-     Elsevier: Dossier internet, 52e jaargang, nr 14 / 6 april 1996


GESCHIEDENIS  

In het begin van de jaren 60 van de 20ste eeuw zaten de VS en de vroegere Sovjet-Unie- de machtigste landen ter wereld – midden in de Koude Oorlog.

Beide landen gebruikten veel tijd en geld om elkaar te overtreffen op het gebied van wapenproductie en om ervoor te zorgen dat een aanval succesvol kon worden tegengehouden.

Een van de vragen die de VS onderzocht was hoe communicatie mogelijk kon blijven na een kernaanval door de Sovjet-Unie.

Een organisatie die problemen onderzoekt heeft toen een oplossing gezocht en kwam met het antwoord: maak een netwerk zonder centrale besturing en zodanig ontworpen dat het blijft werken wanneer enkele onderdelen of knooppunten verwoest worden.

Er zijn geen centrales nodig om internet gegevens te ontvangen en te versturen.

Als een computer in bijv. New York verwoest zou worden blijven de andere computers nog werken en kunnen de overblijvende computers in Washington, Los Angelos etc nog gegevens met elkaar uitwisselen. In 1986 werd het eerste proefnetwerk gemaakt.

Rond 1969 werden computers van verschillende universiteiten in de VS via telefoonlijnen met elkaar verbonden. Dit heette het ARPANET Dat was nodig om sneller en gemakkelijker samen te kunnen werken aan allerlei onderzoeken.De universiteiten konden op die manier elkaars onderzoeksresultaten op hun eigen computers opvragen. Als computers met elkaar verbonden zijn,noem je dat een netwerk.

Nadat de universiteiten in de VS via telefoonlijnen met elkaar verbonden waren, ging het Amerikaanse leger ook meedoen.Het leger wilde onderzoeken of geheime militaire inlichtingen niet afgetrapt of afgeluisterd konden worden tijdens het overseinen.Er kwamen ook steeds meer universiteiten bij en het netwerk breidde zich alsmaar uit.Het leger ging toen een eigen netwerk maken. De 2 netwerken bleven wel met elkaar verbonden door een verbindingsnetwerk: het Internet.  


WAT HEB JE NODIG

     -modem                                         -kabel

     -protocol                                        -provider

     -server                                         -computers

Internet is hoe mensen achter computers gegevens uit andere computers kunnen krijgen op het beeldscherm van hun eigen computers.  

Stel je hebt 2 computers: een van de KPN en een thuis. Op de computer van de KPN staat een telefoonboek waar je een nummer op wilt zoeken. Dan heb je nodig:

-een computer die je thuis hebt

-een kabel tussen beide computers

computerkabel

Er zijn 2 soorten kabels een via de telefoonkabel en een via de kabel. Voor het gebruik via de telefoonkabel (internet abonnement) moet je wel betalen en via de kabel niet.

-modem=een klein kastje met wat lampjes

modem

-provider

-server

Je heb een speciaal telefoonnummer nodig om op internet te komen. Er zijn bedrijven die dat voor je regelen. Daar neem je een internet abonnement.Zo’n bedrijf heet een provider .Een provider heeft een server(zeg survur). Dat is een krachtige computer die een heleboel telefoontjes tegelijk kan verwerken. Een server is weer verbonden met een heleboel andere servers over de hele wereld.

-protocol

Alle communicatie tussen computers kent 2 belangrijke  dingen: Kabels en protocollen.


VERBINDING MAKEN  

Wat je nodig hebt om verbinding te maken is: in de eerste plaats heb je een computer nodig die kan thuis of op school staan. Elke computer die kan omgaan met de programma’s die nodig zijn voor toegang tot het internet is goed-het kan een Macintosh, een IBM compatible of een Amiga zijn. Vraag je ouders of iemand anders die verstand heeft van computers of de computer die daar staat geschikt is voor de programma’s die je nodig hebt.

Je hebt ook een modem nodig.(afkorting van Modulator-DEModulator). Het modem haalt de gegevens die je wilt versturen uit je computer en zet ze om in een vorm waarin ze via de telefoonlijn verstuurd kunnen worden (dit het modulatie).Wanneer er gegevens via de lijn bij je binnenkomen, zet het modem ze om in een vorm die je computer begrijpt (dit heet demodulatie). Het modem gebruikt de telefoonlijn waarmee je ook telefoneert. Soms zit het modem in je computer, soms moet die worden aangesloten.Je computer heeft software nodig om met het modem te praten. Deze zit meestal op een diskette die op het modem verpakt is. Hoe sneller het modem ,hoe beter.

De snelheid wordt gemeten in bits per seconde (bps). Er zijn 8 bits nodig om een letter of cijfer te versturen of te ontvangen. Hoe meer bits je computer heeft des te sneller gaat het. De snelste modems op dit moment hebben een snelheid van 33.600 bps. Dat betekent dat je dit hoofdstuk tot hier in ongeveer een 1/4  seconde zou kunnen versturen.

-software

Software kun je vergelijken met hersens in je lichaam. Hardware (de computer, server etc)  is dan het lichaam. De software zorgt ervoor dat de computer met elkaar kunnen praten of gegevens van elkaar kunnen krijgen.


HOE WERKT INTERNET  

Reserveren van bioscoopkaartjes, het laatste nieuws over idols lezen, kijken of N.E.C. gewonnen heeft, opzoeken of het morgen gaat regenen, even een spelletje “snake” spelen, een boek over verwoestijning opzoeken, mobiele muziekjes voor je mobieltje bestellen, een nieuw bank bekijken, internet aanbiedingen en online bestellen. On line bestellen is bestellen via de computer. Ook een spreekbeurt over internet op internet opzoeken. Dat kan allemaal. Hoe werkt het.  

Internet zorgt dat dat kan. Internet betekent dat je met je eigen computer thuis in een andere computer kunt komen en daar informatie kunt vinden.  

E-MAIL  

E-mail betekent een brief versturen via de computer. De “e “ van email staat voor “electronic”. “mail” betekent post. Elektronische post, zogezegd. De email brieven worden verzonden naar de mailbox van degen aan wie je de brief verstuurt; mailbox is engels voor postbus. De voordelen zijn dat je geen envelop en postzegel nodig hebt, naar de postbus moet lopen, je kunt er geluid en plaatjes bij zetten, zelfs foto’s en filmpjes, maar het allerbelangrijkste is dat het sneller gaat; in minder dan een seconde. Een ander voordeel is je een werkstuk met een andere scholier kunt maken en dat die andere scholier fouten kan verbeteren in de tekst, zonder alles over te moeten typen. Bij e-mail moet je een brief sturen naar iemands e-mail adres. Bij een chatbox kan ik spreken met anderen zonder dat ik weet wie die ander is en zonder dat die ander mijn kent. Bij MSN weet ik wel met wie ik praat, maar wie MSN heeft kan alleen bepalen of iemand anders er op komt.  


CONTACT MET DE HELE WERELD

Je hebt pijlsnel contact met de hele wereld. Je gaat over de digitale snelweg. Digitaal wil zeggen dat het niet gedrukt is; dus niet op papier staat. Toch is het een snelweg omdat het snel gaat en omdat heel veel mensen er tegelijk op zitten.  

ZOEKPROGRAMMA’S  

Als je een spreekbeurt hebt over “Parijs” kun je veel informatie op de computer vinden over die stad; bijv. dat de Eiffeltoren er staat en welke musea er zijn; dat men daar baget (stokbrood) eet, welke hotels er zijn, welke scholen en universiteiten, speeltuinen, welke huizen er te koop staan, welke feesten er zijn, welke tandartsen er zijn, waar de Oilily winkel in Parijs is, welke advocaten er werken, waar de snoepwinkel is en nog veel meer. Die informatie vinden we door niet we alle pagina’s die op internet te vinden zijn nalezen (thans 33 miljard pagina’s en daar doe je drie mensenlevens over; als het er 32.999.999 zijn dan gaat het beduidend sneller). Het probleem is dat er per seconde meer pagina’s bij komen dan er afvallen. Op goed geluk zoeken heeft ook geen zin. Daarom zijn er programma’s waar je woorden op kunt zoeken en een trefwoord in kunt typen. Als je daarna op zoeken drukt dan krijg je een overzicht van alle pagina’s waar het trefwoord in staat. Er staat dan een hyperlink (haiperlink) waar je op drukt en dan kom je op de bewuste pagina. Zo kun je snel informatie krijgen over het onderwerp dat je wilt weten.


DE SCHOOL VAN DE TOEKOMST  

20 april 2028: hoe ziet de school eruit:

* er is weinig leven op Heyendaal in Nijmegen.

* Het lijkt wel of niemand er is.

* Wordt er nog gewerkt?

* Ja, maar alle kinderen zijn thuis.

Komen ze naar school om een boekje te halen? Nee, want die kun je van internet halen.Komen ze naar school om rekensommen na te laten maken? Nee, want de juf krijgt ze per e-mail en kijkt ze na. Komt de juf naar school? Af en toe; zes uur per week. Wat gebeurt er dan? Handenarbeid, gymnastiek en tekenen en het kringgesprek. Verder drie keer per jaar het rapport halen. De kinderen moeten evenveel leren als in 2003.Nu gaan ze naar school, pakken ze hun boekje uit hun kastje en hun pennen; de juf legt de taak uit en dan beginnen de kinderen met schrijven. In 2028 blijven ze thuis, pakken ze geen boek uit de kast en alles wordt getypt.Ze kunnen zich niet indenken dat de kinderen in 2003 zo ouderwets werkten; dan kun je toch niets leren.  

De vakken die ze hebben zijn typen, teleleren (leren van afstand), telerekenen en teletaal.

 


WEETJES  

www:      staat voor world wide web

nl.:        staat voor Nederland

fr.:        staat voor Frankrijk

com.:      staat voor commerciele instellingen

gov.:      staat voor Amerikaanse overheidsinstellingen

edu.:     staat voor onderwijsinstellingen

info:      staat voor informatie

@:        apestaartje: spreek uit “ed”. Dit zie je alleen in email adressen. Het deel voor het @ is de gebruikersnaam, bijv. in

veerle_k:  gebruikersnaam  

@:         dit staat tussen gebruikersnaam en domein  

hotmail:   domein = de provider. Dit is een bedrijf waar je een email adres kunt krijgen.  

.com:      extensie: een extensie is de groep waar de domeinnaam bij hoort(of landcode)  De belangrijkste zijn .com, .net, .org, .info. Ieder land heeft z'n eigen extensie. Nederland = .nl

SLOT  

Ik hoop dat jullie van mijn spreekbeurt hebben genoten.